Robert Vuijsje in gesprek met Sadettin
In de aanloop naar de tournee van De vader, de zoon en het heilige feest sprak journalist Robert Vuijsje uitgebreid met Sadettin voor zijn rubriek ‘Land van afkomst’ in de Volkskrant.
In het Turks is Kirmiziyüz een van de simpelste namen die er bestaan. ‘Het betekent: rood gezicht. Als ik in Turkije ben, hoef ik mijn naam nooit te spellen, iedereen kent hem. In Nederland is mijn naam zo moeilijk dat er altijd grapjes over werden gemaakt. Kermisattractie, keramische kookplaat – ze maakten er steeds iets anders van.
‘Ik begon mijn eigen naam uit te spreken op een Nederlandse manier, om mee te bewegen. Mijn voornaam ook. Tot ik tien jaar geleden dacht: ik lijk wel gek, dit is gewoon mijn naam en die moet ingeburgerd raken in Nederland. Nu maak ik er zelf grappen over. Als ik in een theater moet optreden en daar hangt een briefje met mijn naam verkeerd gespeld, maak ik een foto en deel ik die op sociale media: ik weet niet wie hier vanavond komt spelen, maar ik ben het niet. Dat is dan mijn eigen voorstelling, ik ben de hoofdrolspeler. En ik maar denken dat ik het gemaakt heb, dat ik met de ene mooie voorstelling na de andere kom.’
Hoeveel Turkenmoppen ken je?
‘Ik ken ze allemaal. Tot groep 5 zat ik in Zutphen op een zwarte school met Turkse, Marokkaanse en Surinaamse kinderen. In onze klas zat één Hollands meisje en ze had een Engelse naam: Joy. Meester Hans bekokstoofde dat ik naar een andere school moest, waar ik meer zou worden uitgedaagd, ik liep voor op de rest. Ik moest naar de katholieke school, een witte school.
‘Vanaf groep 6 was ik het enige Turkse kind in de klas, weg van mijn vriendjes. Ik was niet meer de allerbeste van de klas, ze deden allemaal dingen die ik niet kon. Staartdelingen, dat kende ik niet. Nu weet ik dat het me geholpen heeft bij wat ik doe, theater maken over de ander. Toen voelde ik me genaaid. Op die nieuwe school hoorde ik voor het eerst Turkenmoppen. Waarom hebben alle Turkse mannen een snor? Ik zorgde dat ik ze allemaal uit mijn hoofd kende, zodat ik er tien achter elkaar uit kon gooien die nog harder en grover waren. Zo liet ik zien: jij raakt mij niet.’
Hoe kwam je op de toneelschool terecht?
‘Op de christelijke middelbare school, ook een witte school, had ik vwo gedaan. Ik voelde me super-Hollands, ik hield van voetballen en muziek en ik wilde toneelspeler worden. Met andere dingen was ik niet bezig. Op de toneelschool was ik weer de enige. In het eerste jaar werd het een ding voor me. Ik bleef de leraren vragen: geef het maar toe, hebben jullie me alleen aangenomen omdat ik een allochtoon ben? Ze zeiden dat het echt niet zo was en dat ik erover moest ophouden.
‘Ik maak mijn eigen voorstellingen. Die gaan over het grote onderwerp: migratie. En ik probeer elk jaar minstens één gewone rol te spelen. Ik heb net een rol gespeeld in Romeo en Julia, dat is waar ik voor ben opgeleid. De gewone rollen zijn lastig, ik wil niet getypecast worden. Mijn vader zei thuis tegen me: praat netjes Nederlands. Excelleer, doe je best in dit land. Wanneer ik een auditie doe en de reactie is: goed gedaan, maar kun je het met een accent spelen, dan vind ik dat pijnlijk. Voor een film, ik geloof dat hij ‘n Beetje verliefd heette, werd ik gevraagd om een olieworstelaar te spelen. Ik ben Turks, dus dan kan ik vast olieworstelen. Zagen ze niet hoe ik eruit zie? Ik ben broodmager, ik kan helemaal niet olieworstelen. In Flikken Maastricht een ten onrechte beschuldigde Turk spelen – ik ben blij dat ik in de positie ben om te zeggen: dat wil ik niet.’
Wat vond je familie van de toneelschool?
‘Ze vroegen of ik gek was geworden. Ik zat op het vwo, mijn moeder wilde dat ik advocaat zou worden, of piloot, of dokter. In Turkije snapten ze niet hoe het theater hier werkt. Mijn opa begreep niet dat ze me naar een nichtenschool hadden gestuurd. Als mijn ouders in Turkije waren gebleven, denk ik dat ik hetzelfde werk zou doen als mijn familie daar. Hazelnoten plukken, geiten en koeien hoeden.’
Hoe keek je naar de Nederlandse Turken die de straat op gingen omdat ze zich druk maakten over wat er gebeurde in Turkije?
‘Ik ken dat gevoel niet, dat verlangen naar een ander land. Mijn leven is in Nederland, ik ben hier geboren. Ik was verrast door de verrassing, dat Nederlanders zich verbaasden. Ik dacht: dit was toch algemeen bekend? Ook over de reactie van Mark Rutte was ik niet verrast. Pleur op. Ik dacht: oké, de verkiezingen komen eraan, hij moet zich uitspreken. Het is niet handig, hij geeft Turken alleen maar meer munitie om te denken: zie je wel, ze moeten ons hier niet.’
Wat is het verschil tussen jou en de Nederlandse Turken die de straat op gingen?
‘Ik voel me geweldig in Nederland, ik mag doen wat ik het liefste wil: theatermaken. Niemand legt mij een strobreed in de weg, ik krijg alle kansen die ik me kan wensen. Natuurlijk heb ik verhalen over vervelende opmerkingen en aangehouden worden door de politie. Maar ik word niet afgewezen en niet gediscrimineerd. Ik woon hier met mijn zoon, die een Belgische moeder heeft en een Nederlands-Turkse vader, en de wereld ligt voor hem open in Nederland. Dat is denk ik het verschil.’