Waar voelen zij zich thuis?
Onderzoeksjournalist Alexandra van Houcke verdiepte zich voor Pandgenoten in de wereld van het wonen in Nederland. Lees haar ervaringen.
Home
door Alexandra van Houcke
‘We worden misschien ons huis uitgezet door de woningcorporatie’ zei theatermaker Saar Vandenberghe, de Vlaamse vriendin van Sadettin Kirmiziyüz, op een nazomeravond drie jaar geleden tegen me. We zaten in een kroeg op de Nieuwmarkt tussen slome toeristen en alcoholistische Amsterdammers een biertje te drinken.
‘Waarom?’ vroeg ik.
‘Omdat we de gemeente geld kosten, we huren voor relatief weinig een klein penthouse op een toplocatie in Amsterdam Centrum. Ze willen het gebouw opknappen en hoge huur vragen.’ Ik schrok.
Research
Een paar jaar later wonen Saar en Sadettin nog steeds in de nok van het Rijksmonument Keizerrijk, waar ooit het Algemeen Handelsblad was gevestigd en dat in de jaren tachtig een krakersbolwerk was. Inmiddels is het een woongroep voor andersdenkenden, waarvan velen de krakersrellen nog mee hebben gemaakt. Ze betalen tegenwoordig netjes huur en onderhouden het pand.
Saar en ik hebben het niet meer over hun mogelijke uitzetting door de gemeente. Ze is inmiddels getrouwd met Sadettin en er is een kind op komst.
We lopen langs een rustige gracht richting hun huis, als ze zegt: ‘Sadettin en ik gaan een voorstelling maken over wonen in Nederland. We stellen ons de vraag waar we heen moeten, als we echt uit ons huis zouden worden gezet en we willen dat jij, omdat je onderzoeksjournalist bent, de research voor ons doet.’ Ik zeg ‘okay’, maar voel meteen paniek. Want weet ík veel waar Saar en Sadettin in dat geval heen moeten en aan wie ik die vraag zou kunnen stellen. Het beste zou toch zijn als zij konden blijven, waar ze nu zitten? Als die klote woningcorporaties potverdorie geen geld hadden verbrast, had de marktwerking het nu niet zo harteloos overgenomen.
Woningcorporaties
Het is zomer 2014, als ik op een kinderpartijtje in gesprek raak met de opa van de vierjarige job. Hij heet Peter de Regt en blijkt meer dan twintig jaar directeur te zijn geweest van woningcorporaties, waaronder het Rotterdamse Woonbron, dat in 2009 bijna 230 miljoen euro verloor door mismanagement. Op het moment dat ik de opa spreek, destijds verantwoordelijk voor het project waar de corporatie zoveel geld aan verloor, loopt er een parlementaire enquete naar Woonbron.
Dit is ‘m dus, denk ik, dit is zo iemand die ervoor heeft gezorgd dat bijzondere Amsterdammers, die meer aan de stad toevoegen dan louter geld, door het failliet van de corporaties hun huis uit worden gezet. Maar naarmate De Regt en ik langer met elkaar praten, begin ik hem meer en meer te mogen. De Regt is een fatsoenlijk man, die tot op de dag van vandaag gelooft in betaalbare woningen en leefbare wijken voor iedereen. De Regt vertelt een verhaal van teveel geld bij de woningcorporaties, wat graaiers aantrok en tot mismanagement leidde. En diegenen die de oude idealen voor ogen hielden onmachtig maakte. Zelf is hij onderwerp geweest van grondig onderzoek naar het financiele debacle, en vrijgepleit. Maar ja, wat moeten Saar en Sadettin met dat verhaal? Sorry, de mensen aan de top die achter jullie stonden, konden nou eenmaal niet meer op tegen een cultuur van mismanagement en graaiers. Dus zoek het nu maar zelf uit.
Thuisgevoel
Aan de andere kant, wie zegt dat Saar en Sadettin zich alleen in Keizerrijk thuis kunnen voelen? Wat definieert hun gevoel van thuis? Saar en ik zitten in hun appartement, hoog boven de stad. Het is midzomer en warm. De ramen staan open, de buitenlucht brengt stadsgeruis met zich mee naar binnen. Onder ons zijn honderden daken en achter de ramen en op straat duizenden Amsterdammers. Overal wordt gebouwd, de woningmarkt in onze stad is weer flink aangetrokken, staat in de krant. De huizenprijzen stijgen weer, vooral op de toplocaties.
We interviewen via skype socioloog Jan Willem Duyvendak, gespecialiseerd in het ‘thuisgevoel’ van Nederlanders. Volgens hem voelen mensen zich thuis onder gelijkgezinden en is sociale cohesie een illusie. De autochtone Nederlander voelt zich thuis in een land waarin progressieve waarden gelden, een nostalgisch verlangen naar hoe ons land in de lange jaren zeventig zou zijn geweest. De jaren van emancipatie en brutale activisten.
Maar Saar en Sadettin zijn geen autochtone Nederlanders. Saar is een Vlaamse en Sadettin is kind van Turkse immigranten. Waar voelen zij zich thuis? Ik heb het gevoel dat het Sadettin niet uitmaakt waar hij woont, zolang hij maar met Saar is en hij theater kan maken. Maar bij Saar weet ik het niet. Ik denk dat zij omgeven wil worden door progressieve geesten. Voor mij is Saar zelf een beetje uit de lange jaren zeventig weggelopen: feministe, strijdbaar, idealiste.
Tuinsteden
Kort na het interview met Jan Willem Duyvendak zitten sociologe Ineke Teijmant en ik in het Spinhuis, niet ver van waar Saar en Sadettin wonen. De gemeente heeft bepaald dat de faculteit sociologie moet verhuizen naar een locatie buiten de binnenstad. Wat er met het eeuwenoude complex in hartje Amsterdam gaat gebeuren, is nog niet bekend. Teijmant heeft onderzoek gedaan naar de tuinsteden (achterstandswijken) in Amsterdam. De sociologe ziet dat jonge stedelingen door de gemeente naar de tuinsteden worden gelokt met betaalbare huizen en met de belofte dat deze wijken upcoming zijn. De jonge stedelingen à la Saar en Sadettin, die in tegenstelling tot expats en babyboomers het geld niet hebben om in de populaire buurten te wonen, vinden het volgens Teijmant wel stoer om de pioniers van hoogopgeleide Amsterdammers in deze wijken te zijn. De gemeente geeft ze broedplaatsen en conceptstores, zij geven de gemeente een wijk die met hun komst wordt opgewaardeerd. Zoals dat ook ooit gebeurde met de Jordaan, de Nieuwmarktbuurt en recenter de Pijp.
Maar als deze jonge stedelingen pioniers in deze buurt zijn, zijn zij dan niet net als Columbus in Amerika? Gaan zij zoals de kolonisten de Indianen verdrongen nu de bestaande bewoners van Noord, Geuzenveld en Bos en Lommer verdrijven? Ik zag al in documentaires over de jaren zeventig, oude Jordanezen opboksen tegen de heren van de gemeente: ‘Onze huizen hoeven niet te worden opgeknapt, we vinden het best zo, laat ons hier gewoon wonen!’
Als ik naar de verhalen van de sociologen luister, krijg de indruk dat de echte Amsterdammer van nu de tweede generatie Marokkaanse moeder met hoofddoek is? Zij is geboren en getogen in dezelfde Amsterdamse wijk, kent iedereen uit de buurt, maakt het meest gebruik van stadsvoorzieningen en voelt zich gebonden aan de grond waar ze woont. Met de komst van de jonge stedeling zou deze echte Amsterdammer wederom in de verdrukking kunnen komen. Terwijl zij zich zo thuis voelt in haar tuinstad.
Maar gaan Saar en Sadettin zich dat ook voelen? Wat moeten zij nou in een wijk waar ze zich de broedplaatsen vooralsnog moeten inbeelden? Waar het onderwijs voor hun kind voorlopig nog slecht is en de jeugdtheaterschool ver weg? Als de achterstandswijk nog de enige plek is waar zij heen kunnen, kunnen ze dan niet beter de stad verlaten en het land intrekken?
Ik besluit dat ik die vraag niet voor hen kan beantwoorden. Ik kan ze vertellen wat hun woonopties zijn, maar de echte keuze ligt bij hen. Wat ze echt willen, zal hun zoektoch zijn in Pandgenoten. Een voorstelling, die wel eens de generale repetitie zou kunnen zijn van de toekomstige realiteit voor Saar en Sadettin.
De research van Alexandra van Houcke vormt de basis van de voorstelling Hollandse Luchten II: Pandgenoten. Van 6 januari t/m 21 maart te zien in theaters door heel Nederland.